li a naar hunne woonplaatsen waren teruggekeerd. Indien het ons gelust haddezouden wij in onze laatste mededeelingen meer uitvoerig hebben kunnen zijn. Eene beschrijvingtot in de geringste bijzon derheden naauwkeurighebben onze lezers welligt verwacht, toen wij spraken van het feestelijke einde der huldiging. Voorbedachtelijk hebben wij ons daar van onthoudenomdat wij meer bijzonder nog een en ander te berigten hebben van enkele personen, wier namen in den loop van ons verhaal zijn voor gekomen. Wij noemen den hertog van Alva het eerst. Reeds zeiden wijdat bij zijne aankomst op zeeuwschen bo dem geheel andere gedachten dan die aan de pleg'tig- heid van den dag hem schenen bezig te houden. Dat was ook inderdaad het geval. Voor den opmerkzame kon het blijken uit zijnen onmiskenbaren toeleg om zich geen oogenblik uit de onmiddelijke nabijheid van den vorst te verwijderen, en uit zijne schijnbaar hal- starrige onthouding van iedere verfrissehing, die hem werd aangeboden. Wat was hiervan de reden Wij moeten, om haar te vinden, ons in den geest binnen Bergen verplaatsenop den avond die den dag der huldigings-plegtigheid voorafging. In een der burgerhuizen, die ter genoemderplaatse aan den vorstelijken stoet huisvesting verleenden, zat donEerdinand,ineene vrij groote kamerin eenen breeden leuningstoel met leder overtrokken, aan eene tafel, die in het genre van eenvoudigheid voor onze eeuw wel tot model kon verstrekken. Uit het gepeins

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 159