106 DE CHIBTOGIJN. voort, niet te dulden dat men regt doe. Laat mij duidelijker sprekenin Zeelands hoofdstad bevindt zich een gevangene, die natuurlijk den dood verdiend heeft, maar die om genade smeekt, verzekerende, dat hij vroeger het leven van eenen der liooge ambtenaren des konings gered en van hem de belofte heeft ont vangen, dat deze zal weten erkentelijk te zijn aan zij nen redderzelfs ten koste van hetgeen hem dierbaar is. Wat dunkt u van de zaak? Ad patibulum! riep een der raadsleden, die in geslapen was en van het gesprokene niets gehoord had. Is het feit, vroeg een ander, genoeg geconsta teerd? Eenen ketter mag men niet gelooven. Wij behoeven niet in het onzekere te verkeeren, antwoordde Vargas, onze doorluchtige hertog zal ons kunnen inlichten. Pieter Lambrechtsz van Middelburg is de naam des gevangenenhij wijst zijne doorluchtigheid aan als den manwiens leven hijnu twintig jaren geleden, bij gelegenheid der huldiging te Reymerswaal, gered heeft. Alva's oog dreigde den spreker te vernielen. Toen hij begon te spreken beefde zijne stem'. Doch hij ver mande zich. De waarheid of onjuistheid der opgave van den schuldige, zoo sprak hij, doet weinig tot de zaak. Al hadde hij mij het leven geredhij zou dan toch niets meer dan zijnen pligt gedaan hebben, en mogt ik hem in een onbezonnen oogenblik van edelmoedig heid eene belofte hebben gedaan als diewaarop hij zich beroeptdan mag ik haar niet nakomenzonder

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 172