128 J. MACQUET. geloovig hart aangeboden f welgevalliger aan God was geweest dan het zijne; eene ijverzucht, die met den moord des onschüldigen eindigten voor het eerst het aardrijk met menschelijk bloed bezoedelt. Dit geeft den dichter aanleiding om van de onzaligste der men- schelijke hartstogtenden nijdte gewagenals de vruchtbare kweekster van allerlei rampen en smarten. Begeerlijkheid bedierf het menschelijk geslacht In Adam door een beetmaar uit de helsche dampen Rees geen vervloekter pestdie de aarde zoo veel rampen En smarten werkte dan de bleekgewangde nijd. Die snoode raakte nooit haar heilloos wapen kwijt Sints Abels wreéden doodmaar wist in alle streken Zoo ver er menschen zijngeweldig door te breken En grimmende te woênze ontstak met hare toorts Het hart des stervelingsen wekte een heete koorts Yan dolle woede en wraakzij stookt door haar vermogen Den twist en doodslag aan, en droevige oorelogen. Door hare kunsten sneeft de zoon door 's vaders hand Door hare kunsten velt de broer den broer in 't zand. Door deze staat een zoon zijn vader naar het leven. Door deze durft een vrouw haar echtgenoot vergeven. De wet van Mozes straft vergeefs den twist en haat. Vergeefs toont Jezus leer, hoe schoon de liefde staat In eene Christen ziel. Wanneer de nijd aan 't woelen De stervelingen drijft hun wraak door bloed te koelen Wat sneven er alom zelfs in den besten tijd Zachtmoedige Abels door de broederlijke nijd. (bl. 117.) Nu breidt zich het menschdom uit, en de vernuftige geest, waarmede de Schepper den mensch begiftigd

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 194