184 AANTEEKENINGEN. Schepenen of eenige der stadsgilden mogen geene keuren of sta tuten maken zonder toestemming van den baljuw. Deze keuren duren niet langer dan drie maanden. Zij kunnen niet vernieuwd of veranderd worden zonder grafelijke bekrachtiginganders wor den zij nietig verklaard. Een zeer onteerend en bezwarend artikelte verklaren ongetwijfeld uit het groote aandeeldat de gilden in den opstand genomen hadden. 20. Schepenen of gilden mogen geen belasting heffen of boeten opleggen zonder 's graven toestemming. 21. Straf voor schepenenovertuigd van valschheid. 22. Als vreemdelingen of kooplieden wet vragen, 't worde hun door schepenen vergund binnen drie of acht dagen. 23. Sche penen mogen niet de wet opschorten. 24. Zij moeten na drie termijnen van acht dagen vonnis vellen; anders kan partij appel leren op den graaf, comme Uur chief. (Zulk een appel op den graaf was ook in art. 22 uitgesproken.) Yan schepens uitspraak is er geen ander appel. Die op andere wijze een vonnis vervolgt, betaalt voor boete 60 pond, waarvan de stad en partij een derde ontvangen. Dit was vooral tegen de stad Bruggedie anders hoofd was voor Mude. Naderhand in 1351 heeft Bodewijk van Male dit voorregt aan Brugge hergeven. Zie mijn St. Anna ter M.bl. 226, (8). Ook Brugge was nu in dezen even zeer in zijne vernieuwde stadskeure besnoeid als Mude. Zie de Chronyke v. Flaend., D. I, fol. 508. 25. Die het wethouden verhindert, wordt behandeld als welteloes. 26. De stadsreke ning moet jaarlijks voor den graaf of zijne afgevaardigden ge schieden. 27. Baljuwen, onderbaljuwen of gezworene sergeanten kunnen op eigen gezag alle vechtendenBallingen enz. arreste ren. 28. Zij kunnen voor de wet dagen. 29. Afwezigen blijven in hun regt. 30. Tegenwoordigen moeten in persoon gedagvaard worden. 31. Uitlanders worden gedagvaard op Zondag, op het uur der Mis. 32-35 Bevat andere bepalingen omtrent gedaag den klagers en getuigen. 36. Omtrent burgerregt en burgers. 37. Geen burger kan iemand arresteren, zonder speciaal verlof

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 250