SINT ANNA TEN VRIJE. 199
Nu stond het aan burgemeester en schepenen 's
Lands van den Yrije te Sluis, om van deze feiten
kennis te nemen en daarover regtspraak te doenwant
de plaatswaar zij geschied warenbehoorde tot hun
regtsgebied. Alras kwam er een brief van den raad-
fiscaal in Vlaanderen, residerende te Gend, en nog
een van den regter van Zijner Majesteits domeinen te
Bruggeom het regtsgeding te schorsentot dat de
wederzijdsche gouvernementen daarover in onderhan
deling zouden geweest zijn. Eén der commiezen was
een jongeling van goeden huize. Op deze brieven
werd echter geen acht gegevenook was eerstgemelde
zóó onleesbaar onderteekend, dat men met grond
konde bewerenniet te weten van wien hij geschre
ven was. Men kan zich ook de spanning van de
bnrgers en krijgslieden genoeg voorstellenen de vra
gen der menigte of dit weder zóó zoude moeten blij
ven of de overheid zich weder laf zoude gedragen
en geen regt doen? of zij dan maar alleen diende,
om in de groote bank in de kerk te zitten enz. enz.
Men ging dan ook zonder vertraging voort met hét
regtsgeding, en oordeelde, dat er was gepleegd „roof
„en publiek geweld, zoo omtrent het goed als de be-
zittingen der ingezetenen van dezen Staatook mis-
handelingenontwapening en dadelijk saisissement
van een persoonin. Hun Hoog Mogenden dienst
„zich daar bevindende, en die aldaar zijne functie be
hoorlijk waarnam, en eindelijk eene feitelijke resis-
tentie aan de Militie van den Staat." Geen' veertien
dagen, nadat de feiten begaan waren, werd reeds de