SINT ANNA TEN VRIJE. 201 en niet zóó overhaast hadden moeten te werk gaan overmits zij ook wel wat meer acht hadden mogen slaan op de reclames van eene naburige mogendheiden ver keerd gehandeld haddenmet de brieven van den fis caal van Gend en van den regter der domeinen te Brugge achter te houden en niet bij de opgezondene processtukken te voegen, zij niets vuriger wenschende, dan de hooge vriendschap van Zijne Majesteit jegens onzen Staat te blijven behouden burgemeester en schepenen en ministers in hun ambt voor eenen onbe- paalden tijd suspendeerden, en, opdat het regt en bestuur zijnen gang zoude gaande functie van het collegie intusschen opdroegen aan twee leden uit den raad van Vlaanderen te Middelburg, benevens zeven schepenen van de stad Sluis. Vreemd klinkt dit besluit van HH. Mog., maar te ge lijk was de maatregel streng en stout. Om dit te begrij pen moet men weten, wat het collegie van den Vrije, dat zich in de spaansche onlusten naar Sluis verplaat ste te Brugge was. Het had zich bij de Unie van Utrecht gevoegd en was dus toen gelijk met de pro vinciën. Slechts door den inval der Spanjaarden in Sluis had het zijn lidmaatschap in de Unie verloren. Te Brugge waren de meeste leden van hoogenadel, en sommigen beweerden daar, dat alleen het lidmaatschap in het collegie iemand tot den adelstand verhief. Het had over het platteland gezag, niet alleen in het bur gerlijke, maar ook over het kerkelijke, het armwezen, het beheer der poldersen het vonnistein het crimi nele, in het hoogste ressort.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 267