AEB. VAN J. V. BEIJEREN EN F. V. BORSELEN. 211 Tegen de gewoonte aan heeft het vrouwelijk portret de hooger' hand, ongetwijfeld om den rang van vrouw Jacoba als geboren vorstin. Men ziet herhalve haar gelaat geheel van de regterzijde, ofschoon ook het linkeroog geheel en de linkerwang gedeeltelijk zigt,- baar zijn. Het aangezigt is fijnschoon van vorm en dat eener jeugdige vrouw het hoofd bedekt met een net mutsjeomzet met een smal kantwerkhet mutsje wordt aan de slapen des hoofds opgetild door kussentjes die overtokken zijn met eene stof, geruit van zwart en rood, en naar het aangezigt toe met briljanten prijkende. Voorts draagt het lijf, tot aan deszelf midden op de schilderij voorkomende, een een voudig zwart kleed, omgeven boven aan den hals die ontbloot isdoor een' kraag van hermelijnop de schouderen en op de borst met punten uitloopeude. Boven in den regterhoek der schilderij ziet men het vrouwelijk wapenschild van Jacoba van Bei- jeren, gedekt door de grafelijke kroon; terwijl ook bovenaan de schilderij de woorden gelezen worden: Mit ganser Liebe"welke woordenaansluitende aan eenige andere op de schilderij van Bfank van Bors- selen, met dezen éénen regel welligt ook éénen zin uitmaken. Onder aan de schilderij staatVrouwe Jacoba van Beijeren, Graviue van Hollat, starf Ao. 14....." het sterfjaar is niet geheel leesbaar. Be beeldtenis van ürank van Borselen is niet vervaardigd in diens jeugdig-mannelijken leeftijd; im mers het gelaatwelks linkerzijde men geheel en -ssf»

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 277