BE ZTJIDKRAAIJERT. 49 Ofschoon Napoleon dit bij herhaling vroeg, en zij hiernaar wel ooren had, moest dit afspringen, om dat de ouders het niet wilden toestaan, dewijl zij slechts ééne dochter hadden, en mitsdien haar ongaarne wilden missen. Nadat het medenemen naar Parijs afgesprongen was, wilde Napoleon van haar weten waarom zij niet huwde. Hierop antwoorde zij na eenige aarzeling, dat zij dit wel zou willen doen, maar dat haar min naar nog geen bestaan had. Welzeide Napoleon, laat mij dan eens hooren hoeveel gij wel noodig zoudt hebben om van te leven; welligt weet ik nog wel een penningje te vinden om u te helpen. Gij, ver volgde hij, moogt toch wel wat tot gedachtenis van mij hebben, omdat gij mij zoo goed bedient." Hier op werd geantwoord, dat dit eene som van ƒ300 in het jaar zou bedragen. Napoleon, zich ter zijde wendende, gaf schertsende te kennen dat hij er al wel van afkwam; daarna beloofde hij haar die drie honderd guldenzoo lang zij nog niet getrouwd was aanvankelijk jaarlijks te zullen geven en als zij trouwde het dubbelehaar reeds als handgeld twee dubbele gouden Napoleons gevende. Bij het toezeggen van dit jaargeld maakte hij eene conditienamelijk dat het eerste kind, dat zij in het huwelijk kreeg, den naam zou voeren van Napoleon of Marie Louise. Een jaar nog ongehuwd blijvende, heeft zij toen de bedoelde penningen ontvangen. Men moet zich nogthans niet verbeeldendat de kei zer onder het gebruik des ontbijts geen enkel woord 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 100