58
AAN ZEELAND.
Die bandenonzichtbaar gevlochten
Zij hechten mij krachtig aan u
En maakt mijn verbeelding baar tochten,
Dan snelt ze u vaak tegen als nu.
Dan brengt u mijn muze volgaren
Den dank voor zoo menigen toon,
Ontlokt aan mijn Hollandsche snaren
Uw zonen ter hulde geboón.
Dan voel 'k mij door geestdrift gedreven
En 'k jubelmet klimmenden gloed
De geest van de Zeeuwen blijv' leven,
Hun deel blijv' goedrondheid en moed
Bij wat ze in hun ijver beproeven
Tot heil van den grond, die hen draagt,
Moog' ze enkel die weêrspoed bedroeven,
Die prikkelt en 't grootere waagt.
En dreigde 't aan kracht hun te falen,
Hun leus blijk' dan waar, ook door Hem,
Wiens arm eens hun voorzaat wou stalen:
Ik worstel gestaag en ontzwem."
1853.