UIT DE HELET DEK 170E EEUW. 63
daad, niet zoo door omstandigheden en staatkundi
gen toestand omschanst, gelijk die pleiten in Mau-
rits' voordeel. Het heeft schijn van waarheidals
men haar beschouwt als het voornemen om een gezag
te verkrijgenmet 't welk hem te bekleeden noch in
de magt, noch in den wil lag van de meeste ver
tegenwoordigers van 's lands verschillende bestand-
deelen; het heeft schijn van waarheid, als men het
doen gelden van dat gezag, bij weigering van erken
ning, door het regt van den sterkste of door list,
aanwijst als de gedragslijn van eenen, die andere in-
zigten heeft dan het bekleeden van een gezag, ruim
genoeg nog voor den eerzuchtige maar verdeeld on
der soms ondergeschikt aanandere magten. Niet
te min die inzigten, welke men mag aannemen verge
zeld te zijn geweest met liefde voor zijn vaderland
zoo lang het tegendeel niet wordt bewezenheb
ben gelijk de ongeboren vruchtin hem hare ont
wikkeling niet verkregen. Hier dus geldt het ookdat
het bewijs van het schuldige voornemen onwrikbaar
moet vaststaan, en dan nog geen straf daarover is
uit te sprekenzoo de daad hare uitvoering niet heeft
verkregen. Een kort nagaan van wat na 1648 ge
schiedde, willen wij aan ons voorgesteld plan doen
voorafgaan, om alsdan eene gebeurtenis, betrekkelijk
tot ons inwendig bestuurwelke plaats had in. de eerste
jaren van de minderjarigheid van den lateren Wil
lem III, tot punt van beschouwing te maken.
De kiem van de twisten ligt reeds in Erederik
Hendrik's regeringstijd: toen, gelijk vroeger, doch