UIT DE HELPT DER 171" EEUW. 79
regeling zoo in te rigten als zij goed vonden? Of de
unie haar hierin niets bepaaldeof zij volstrekt geen'
weg wees in dezen?
En is het dan in het algemeen waar, dat de pro-
vinciaal-souvereine magt door de unie-acte erkend
was en gecodificeerdeven zeer is het waardat zij
waar het het algemeen geldt, voorschriften gaf om
het op de, naar haar inzien, beste wijze te bevorderen;
en even zeer is het waar, dat, indien men zich strik
ter aan die bepalingen had willen houden, veel gebrek
kigs zou verholpen geweest zijn. Men argumenteert
vooral uit art. 9 der acteom het gevoelen van beide
zijden te verdedigen. Behalve dat in enkele andere
artikelen eveneens van stadhouders wordt melding
gemaakten de uitdrukkingstadhouders der ge-
uniëerde provinciën nu ter tyd wesendewillekeu
rig wordt betrekkelijk gemaakt alleen op het woord
stadhouders," terwijl dit te doen slaan op pro
vinciën zijne reden vindt in de geschiedenis van
de daarstelling der unie, zoo is juist het argument,
dat de magthier aan de stadhouders opgedragen
eene exceptionele was in bijzondere zaken, doch die
het algemeen belang betroffen, eerder een ten voor-
deele van de aanstelling, dan ten nadeele.
Men heeft dan ook niet ontkend, 't is waar, dat,
ten tijde van de bevestiging der actede magt der
stadhouders als zoodanig bestaande en bepaald was
doch men ontkendedat daaruit volgen zou het nood
wendig vereischt zijn dier ambtenarenzoo het den
provinciën niet goed dacht hen aan te stellen. De bepa-