CORNELIS BOEY.
99
in, doch verzocht ernstig het voor zich te houden 19).
Nog in 1665 was het een geheim en eerst toenna
den dood van Boey, deelde Heinsius aan zijn
vriend Yincent Fabricius mede, wie eigenlijk
Santra en Cossus waren 20).
De door Boey uitgegeven bundels met latijnsche
verzen zijn noch talrijk noch zeer belangrijk van inhoud.
De eerste (1637) bevat lofverzen op de zeeuwsche ste
den 21Hij was echter noch de eerste noch de eenige
die op het denkbeeld kwam steden met verzen te
kroonen," zoo als een tijdgenoot schreef. OokHuy-
gens, Cats, Barlaeus,Scriverius, va n So me
ren, Michaelius, Hoogstraten en anderen heb
ben er kroonen voor gevlochten. In 1641 bezorgde
hij de uitgaaf der nagelaten gedichten van zijnen
jeugdigen en vroeg ontslapen vriend van der Stra
ten 22); in 1643 verscheen zijne dichterlijke overzet
ting of liever navolging van eenige stukken uit den
Trouwring van Cats. Van al zijne gedichten zijn
deze de meest bekende. Hij vertolkte de Maagdenroof
der BenjaminitenBhodopehet Grafhuwelijk en Venus
uit de zee ontstaan, en droeg ze aan Jacob Cats,
Cornells van Beveren, Constantyn Huy-
gens en Willem van Muylwyck op. Barlaeus
vertolkte andere gedeelten en Jacobus Lydius
gaf eene proza-vertaling der gesprekken, die tusschen
de poëzij van Cats in dit dichtstuk gevlochten zijn.
Op de Faces Augustae 23) (zoo luidt de titel van
de overzettingen der drie geleerden) liet Boey de
Horae succisivae van Beaumont (1644) 24) volgen.