COlvKELIS BOEY.
101
verwyck 36), Westerbaen 37), Petrus van
Stratenden heer van Zuiliehem 38)Barlaeus
39),Thibaut 40),Hofferus 41)en anderen. Hij ver
eerde de werken van van Zuilichem 42), Alex. Mo-
rus 43), Hofferus 44)Graswinckel 45), Keu-
chenius 46), Winsemius, Cats 47), Michaelius
48), Westerbaen 49)van denBos Eynclius
met lofverzen, en wijdde zijn zangen aan Karei II
koning van Engeland 50)en den vermaarden regts-
geleerde mr. Quiryn van Stryen, toen oudsten
advokaat voor den Hove van Holland 51).
Stond hij bij velen zijner tijdgenooten als latijnsch
dichter in hooge achting, door allenzelfs door Hein-
sius 52), werden zijne nederduitsche gedichten ge
prezen. In 1644 gaf hij eene nederduitsche overzetting
van het gulden boeksken van Thomas a Kempis,
over de navolging van Jezus Christus, die de ver
ouderde vertalingen van Nicolaas van Winghe
en Roswey geheel verdrong 53). Reeds in 1655
verscheen de zesde druk zijner overzetting en sedert
werd zij nog meermalen herdrukttot dat zij weder
verdrongen werd door die van Pierre Corneille,
in onze moedertaal overgebragt. Het boeksken is met
het portret van Thomas a Kempis en koperen
plaatjes versierden boven elk hoofdstuk leest men
eenige dichtregels van onzen Boey; zoo als de vol
gende boven hoofdstuk Y van het 1ste boek „Over
het lezen der Heylighe Schrift"
Ghy die Godts geheylight woort,
Dickmael leesfc en dickmael hoort