104 CORNELIS BOEY. dat de gedichtenvooral de psalmberijming, van Boey groote verdiensten hebbenen geven hem onder de middelmatige dichters van zijn tijd slechts een plaats. Die rijkdom van gedachtenstoutheid van verbeel ding frischheidlevendigheid van schildering bij Boey meent te vinden, zal zich bitter bedrogen zien. Het was ons zelfs onmogelijk onder de vele mengeldichten een enkel te vindendat het afdruk ken waardig is. Wie toch schrijft eenige verdiensten toe aan regels als deze, die hij aan de prinses Au gusta Maria van Oranje zond: Prinpessekoninghs kint, ons prinpen weerde brnyt, Die in u reynen schoot heel Neerlants hope sluyt. Op u is 't dat wy sientot u is 't dat wy komen Terwyl wy 't Vrouwen-Schilt hier hebben aangenomen En als ten stryde gaenen dagen in het velt Al wie zich tegen u en alle vrouwen stelt." (Dit vrouwenschiltwas het boeksken van van Beverwyck, over de uitnemendheid der vrouwen). Of aan een bijschrift als Op het beelt van JOHAN VAN BEVEKWYCK. Dit swermt na 't minste deel van een wiens beste wesen Wert over-al gesien wert over-al gelesen: De leste, die de mans met schriften overwon, En d' eerstedie de vrouw na waerdeeeren kon. Boey behoorde tot die nederlandsche letterkundigen welke door Lodewyk XIY tot ridders van St. Mi- ehiel geslagen en geadeld werden. In 1653 ontving hij de decora tien dier orde, te gelijk metHuy-gens

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 155