BELEG VAN SLUIS. 119 het oosten zich naar Sluis rigtte. Terwijl de Zoute zich daar in de haven of geule stortte, werd de Zoete of Fersche vaart er met deze vereenigd door een zwaar steenen saswerk, regt tegen over den Sint Jansdam 3). Ter bedekking van dit punt waren dus inzonderheid de vestingwerken ten westen dier haven om Nieuw- muiden opgeworpen. Zij bestonden uit 1. een versterkt eiland, gevormd door eene kunst matige kreek, die op de oudste platte-gronden ge noemd wordtde doorsnydinge." Zij had gemeen schap met den Reigersvlieten was om zoo te zeggen de monding van deze. Op dat eiland nu vond men: a. wat later genoemd werd't groote Pasmaar vroeger gelieeten werdde groote Schans. De officieren van 1587 gaven er den naam aan van het Fort." Strada noemt het, in tegenstelling met het kasteel, dat hij betitelt als arcem praealtam," „arcem praevalidam progmgnaculisfossatormentis." Dit fort bestond toen uit één geheel bolwerk, en twee halve, die naderhand steeds in eere zijn gehoudenterwijl het langs de haven, voor de stad, open lag; b. wat later genoemd werd't nieuwe Pas. Yroe- ger stond daar de Bourgondische toren." Ten tijde waarvan wij spreken heette het 't klein Fort, ook wel de Noordschans. Strada noemt het: Tonella- tamen die hem volgende Tonneladen of Tonnenburg. Te zamen waren zijbenevens den weg ter weder- keerige verbinding achter de buitenwerkentot aan ..de doorsnyding" door liooge schorren omgeven, en dus moeijelijk te naderen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 170