BELEG VAN SLUIS.
125
door kon sluipen. De overbrengers er van verdienen
dus wel vermelding, van wege hunnen moed en zelf
opoffering. Zij waren de engelsche kapitein Harte
of Herrly, die vergezeld was van twee Nederlanders
een' Lippens, broeder van een kapitein Lippens
die te Veere lag, en zekere Beekloo, behoorende
tot de compagnie van den beer van Mansard te
Sluis. Volgens de afspraak gaf men, door vuursigna-
len van het kasteel, kennis van hunne behoudene
aankomst en teekens tevens van hun op handen
zijnde vertrek, dat op den avond van den 2!sten
zou plaats hebben. Herrly wilde in persoon den
gouverneur Hussel en den generaal Norrits van
den staat der dingen onderrigten, terwijl Groene-
velt zich schriftelijk tot den gezant Buekhorst
wenddemet ernstig beklagdat de heeren staten
deze zaak zoo ligt achteden en zich verbeeldden
dat het slechts eene blokkering en geene belegering
zou zijn. Het tegendeel was maar al te duidelijk.
De vijand had zieh reeds genesteld onder de contre-
scherp van het fort spelende van den dagerade
aen met hen stueken aen de stad datter qualyk
een straet vry is, daer de huysen niet beschadicht
en zyn." Dit schreef hij den 24ste" junijterwijl
de belegeraren St. Jansdag vierden en de belegerden
een plegtigen vast en biddag" hielden
Op den laten avond van dien dag, toen Herrly
en zijne geleiders hunnen gevaarlijken togt zouden
hervatten, werd, ter afleiding van den vijand, ook
op nieuw een' uitval gedaan uit de groote Schans