BELEG VAN SLUIS. 129 van 't kind van Venusberg", als tegen dezen aan palende. Bovendien werden er nieuwe boden om hulp naar Zeeland afgevaardigden nam men den 3 julij het voorkomen" aan van een hieuwen uitval te wil len doen, waarbij de Spanjaarden in den strik vielen. Men liet trouwens slechts eenige weinige manschap pen uitrukken, opdat de vijand zich zou blootstellen, entoen deze dit onvoorzigtig genoeg deedliet men er „de lanteernen vol nagelen, keijen en anderzins" onder werken, hetwelk weder een geweldig bloedbad veroorzaakte. Be werken der belegeraren gingen nogthans, hoe wel langzaam, evenwel altijd voort. Zij waren op ze ker punt van de schorren zelfs reeds zoo ver gevorderd dat zij de schipbrug, die de gemeenschap tusschen de stad en het fort daarsteldemet hun geschut bereiken konden, en er reeds enkelen op gewond hadden. Men verplaatste deswege die brug meer naar de oostzijde van het hoofd, en buiten het gezigt der Spanjaarden. Met den 5 julij bleek het evenwel den belegerden, dat hunne bespringers op nieuw iets ernstigs in den zin hadden. In den vroegen morgen begon men te schieten op de groote Schans", en werden er gedurende den dag 464 schoten met grof geschut op gedaan. Den volgen den dag hervatte zich dat zelfde geweld, terwijl de wagenburg" werd vooruit gebragt. Van Groene- velt zegt er van: zy stelden dien altoos vooraan langs de plaatse daer hen beschansten. Wij deden v groote moeyte om met ons geschut deze wagenburg 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 180