130
BELEG VAN SLUIS.
te breken, maer alzo wy 't onze niet vryelyk kon-
den gebruyken, omdat van den vyand, dat op ver-
scheydene plaetsen seer avantagieux en hoog op de
dyken geplant was, so werden wy genootzaekt, „op
de vollen dag" door een kleine poort een uytval te
doen om de wagenburg te gaen nemen." Deze
uitval geschiedde op den 11 julij en had gewigtige ge
volgen. Hij was voorafgegaan door nieuwe bemoedi
gende verschijnselen. Afgezondenen van koningin Eli
sabeth en Leyeester waren over Ostende weder
gelukkiglijk binnen geraakt en hadden de hoop herle-
vendigd. Engelands gebiedster liet wetendat zij
op de tijding der zware belegering, waaraan Sluis was
blootgesteld, den graaf van Leyeester had afgezon
den met een deel krijgsvolk, dat door een grooter
gevolgd zou worden. EnL eye ester's schrijven hield
in, dat hij met Gods hulp hen in persoon zou komen
ontzetten, al moest hij zich hierbij aan de grootste
gevaren bloot stellen. Hij was reeds bezig met de aan
stalten daartoe te makenhad de troepen reeds ontbo
den, enz. Dat deze tijdingen de bezetting in geestdrift
bragten is natuurlijk, en dat de bevelhebbers van die
gemoedsstemming partij trokken ook. De uitval om
den wagenburg te nemen werd dus bevolen en soldaten
en burgers vielen met kracht op die nieuwe werken. De
wagenburg werd genomendoch dit was niet genoeg
hij moest ook vernield worden. 't Welk wy deden,
zegt Groenevelt zelf, hebbende een kabel daer
aan gehecht, en vechtende langen tijd binnen zyn
trencheen (in voege dat wij hem daer dried'eene