170 IETS OVEK DE GRAFTOMBE
zou het mij kunnen bevreemden, dat de gelieele grat-
tombe en haar inschrift aan 's geleerden mans blik
schijnt ontgaan te zijn, naardien hij in zijn werk
met den heer de Kanter uitgegeven {de Prov. Zee
land, bl. 230) gewag maakt van het praalgraf van den
drossaard Liens, waarvan gezegd word!„wij zagen
het in eenen zeer verwaarloosden staat," naast welk
praalgraf de graftombe der van Borsselens van
St. Maartensdijk onmiddelijk wordt aangetroffen
ware het niet, dat destijds en ook later 6), het klei
nere koor der kerk te St. Maartensdijk gebezigd werd
voor eene bergplaats inzonderheid van dekmaterialen,
zoodat deze ook toen de tombe zullen bedekt en
onzigtbaar gemaakt hebben inderdaad eene zonder
linge dankbaarheid der nakomelingschap jegens de be
dijkers der meeste polders van St. Maartensdijk! Ook
ik moest, bij het onderzoek of mijne vroegere op-
teekening der inscriptie wel juist wasna het gestelde
door den heer D r e s s e 1 hu i s in zijn eerstgenoemd werk -
je gelezen te hebben, de graftombe laten ontblooten
van opgesmeten steenendie welligt den gepolijsten
rand der tombe hebben geschonden vóór het woord
„Oede," waar denkelijk vroeger het woord ver of
vrouw te lezen stond. Intusschen vertrouw ik van de
heuschheid des geleerden oudheidkundigedat hij
mijne bescheidene opmerking niet euvel zal duiden
ook wanneer ik mogt hebben misgetast.
Behalve met het sterfjaar van Kloris van Borsse-
len van St.Maartensdijk maakt de inscriptie ons
nog bekend met den tijd des overlijdens en don naam