188
TWEE GOESENAREN.
boekverkooper te Goesen van zijne beide ouders
wordt gezegd dat ze niet alleen godvruchtige echt-
genooten, maar ook voorbeelden in de zamenleving
waren. Toen zijne moeder van hem zwanger was
wijdde zij reeds haar kind den Heer toeen wat zij
zelve verlangd hadbleek al spoedig in het gemoed
van haren zoon te zijn, daar hij als kind eenen vro
men zin en de begeerte om predikant te worden
openbaarde. Zijne levensbeschrijvers getuigen van
hemdat hij als knaap reeds zijne makkers bestrafte,
wanneer zij iets spraken of dedendat in zijn oog
onbetamelijk was. Gelukkiger dan zijn stadgenoot
die, ruim honderd jaren vroeger, door gelijken zin
en begeerte werd gedrevendiende alles hem mede
om tot zijnen wensch te komen. In zijne vaderstad
bezocht hij de latijnsche school met goed gevolg,
en op zijn achttiende jaar werd hij met lof student
te Utrecht. Daar onderscheidde hij zich door zijne
naarstigheid en schranderheiden werd hij door zijne
godsvrucht tegen de uitspattingen der jeugd bewaard.
Vier jaren bragt hij aldaar dooren nadat hij in
1687 proponent was geworden, bij de klassis van
Zuidbevelandwerd hij reeds in 1689 tot predikant
te Borsselen beroepen. Zoo mogt hij zonder bezwa
ren, en zonder eenige tegenkanting, tot de bediening
gerakenwaarvoor hem altijd eene bijzondere begeer
te had bezield. De bekwaamhedendie hij daartoe
noodig hadschijnt hij ijverig te hebben gezocht
waarbij de onbekrompen staat zijner ouders hem zeer
te stade kwam. Hij vond ook vriendenen leermeesters die