TWEE GOESENAEEN. 191 zuiverheid der zielen te herstellen, zoo als hij het uitdrukte, en niet zonder vele tranen nam hij afscheid van zijne hem dierbaar geworden gemeenteom naar de plaats zijner bestemming te vertrekken, wer- waarts hij den 17 Maart 1548, in vereeniging met nog vier ordebroedersmet het schip Praetoria ver trok. Naauwelijks waren zij in zee, of Barse ver zocht aan den gezagvoerder Joannes de Mendoza, om dagelijks de Litanie der heiligen openlijk te mogen lezen. Dit werd toegestaan. Maar als hij en zijne medgezellen het werk onderling zouden verdeelen werden de anderen door zeeziekte aangetastzoo dat Jasper alles alleen moest doen. Nu eens was hij in de geestelijke dingen werkzaamdan weder was hij bezig met het eten voor zijne medebroeders te bereiden. Dit laatste verrigtte hijniet zonder be spot te worden door de knechtendie op het schip werkzaam waren. Jasper was daaronder zoo gelaten dat de moedwil langzamerhand alles ondernemen durfde, meenende, dat Jasper uit vrees zweeg en duldde. Men ontstal of brak hem den potwaarin hij zijne spijze had gereed gemaakt; maar geen ver wijt of klagt werd door hem geuit. En misschien ware zijn lot aan boord ondragelijk geworden, indien niet zeker edelman, Henricus de Macedo, door zijne deugd ware getroffen gewordenen aan zijne knechten bevolen haddeze werkzaamheden voor de paters te verrigten. Nu begon Jasper voor de schepelingen te prediken en de biecht te hooren. Bij gelegenheid van eenen zwaren storm, vermaande hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 242