TWEE GOESENAKEN. 193 mer wasdie de steenen morselt. Noch de woecke- raersnoch d' onkuyschenoch de wraeckghierighe en konden 't ghewelt van synen vierighen gheest wederstaen. Men sagh menighmael dat ze sich aen syne voeten wierpen in volle kercke, nae't sermoon. Maer noyt en blaeckte dit herte meer, dan als het binnen Ormus den strydt aen de sonden die er over- tolligh waerenende aen de sarasynsche superstitiën leverde. Daer sagh men datter verscheyden kooplie den tot twintigh duyzend kwamenal onrechtveerdigh gewonnen gheldt seffens aen syne voeten braghten 't welck hy by gebrek van d' eyghenaersallegader tot behoef van de arme dede besteden." Een zijner levensbeschrijvers, Trigault, zegt dat hij onvermoeid in het prediken wasdat hij zulks deed vijf of zes malen in de week, behalve nog in de gevangenissen; ook toen hij reeds door de smartelijke maagziekte was bezocht, die hem later ten grave sleepte. Het was hem onmogelijk om te rusten. Soms nam hij de biecht af, terwijl hij bij eenen stervenden de laatste pligten vervulde, om geen oogenblik te verliezen. Op eenen anderen tijd was hij twee dagen zonder iets te gebruikenlouter uit ijver om soldaten, die ten krijge trokkenvooraf te laten biechten. In het bezoeken van kranken was hij even trouwzoo dat hij meestal naauwelijks drie uren overhield om te slapen. Barse ondernam in Indië menige reis ter verbreiding des Christendomswenschte voor zich de moeijelijkstc taak, zoo zelfs, dat Xaverius hem verdacht, dat 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 244