TWEE GOESENAREN.
197
gen had in eenen tijd, waarin Wolzogen het
beeld van den gewijden redenaar schetste. Indien
wij voorts op zijne kanseltaal lettendan meenen
wij weder eenige jaren terug te zijn gegaan, van
wege de onvoegzame uitdrukkingen en bespot
telijke beeldspraak die haar onderscheidt; wij zullen
daarvan geen bewijzen bijbrengenomdat deze
bij het opslaan zijner werkenin overvloed te vin
den zijn en ook al eens opzettelijk zijn verzameld.
Alleen willen wij in herinnering brengen, dat de
man het vreesselijk op de geestverwanten en ge-
loofsgenooten van Barse geladen had. Waar hij
konvoerde hij naar den geest van zijnen tijd
eenen bitteren oorlog tegen de Papisten. Deze
tochzoo zeide hijschrapten het tweede gebod
uit de wet en liepen, vliegens in den vloek, ter
wijl zij de transsubstantiatie maar vasthielden
om vele menschen naar de hel te lichten. Hadde
Smytegelt over Barse moeten oordeelen, hij zou
zeker ook van dezen gezegd hebben, dat God den
duivel had los gelaten om hem de zinnen te betoo-
verenen was misschien in zijnen ijver niet bedacht
dat de Jesuit op zijn standpunt veel meer lof ver
diende dan menig regtzinnige papistenbestrijder
als die de liefde ten eenenmale uit het oog verlo
ren had, en als die, in plaats van het Christusrijk te bevor
deren, veel meer medewerkte om het door leerstellige
Zie o. a. Twee Voorlezingen over de Catechismus Predicatien van
Smytegelt, door I. de Waal. Middelburg. 1849,