200
TWEE GOESENAKEN.
en gemeenteleden gewijzigd was, somwijlen nog de
zelfde onbepaalde gehoorzaamheid werd gezienen
misschien wel gezocht. Vader Bernardus was' in
zijn tijd de man des volks, meer dan die der aan
zienlijken, die aan zijne ambtgenooten de voorkeur
gaven, gelijk pater Barse ruim eene eeuw te voren
door zijne eigenaardige welsprekendheid de schare aan
zijne lippen had geboeid. Maar beiden toondendat
zij ook de wereld der grooten kendenen dat zij den
toon durfden aanslaan, die voor dezen noodig was.
Edellieden en koningen luisterden naar de strenge
prediking van den Jesuit, en zijn de berigtendaarom
trent met overdreven, dan bukte vaak zelfs de sara-
ceensche trots onder den scepter van Barse's woord.
Eenmaal werd zijne hoop bitter te leur gesteldals de
koning van Ormus met twee duizend Saracenen het
heilig doopsel had verzocht, doch door het kermen
van zijne moeder zich liet bewegen om terug te tre
den. Maar rijkelijk werd hem dit vergoed toen hij
eenen zekeren Iogues voor het christendom mogt
winnen. Deze man stond bij zijne landgenooten in
zoo grooten reuk van heiligheid, dat zelfs de koning
uit eerbied het water dronk waarin Iogues de voe
ten had gewasschen. Eenen zoodanigen te bekeeren
was een ware triomf en werkte het pogen van Barse
krachtig in de hand. En dat de indrukdoor zijne
prediking verwekt, niet maar voorbijgaande was.
blijkt daaruit, dat de regtbanken bijna geene zaken
te behandelen hadden, sedert de vrome pater het
volk deugd en geregtigheid had leeren beoefenen.