TWEE GOESENAE.EN. 201 Merkwaardig is het woorddoor hem gesproken tot eenen regter te Goa, die zich beklaagde, dat door den arbeid van Barse' de regters zoo weinig te doen hadden. „Ik wenschte," zeide hij, „dat de spinne- koppen in plaats van de regters op de regterlijke zetels mogten plaats nemen." Voorwaar een vrome wenschdien wij gaarne met hem deelenen dat te meer, omdat juist gebrek aan godsdienst en christen zin de regtbanken vaak onder vele en gewigtige zaken zuchten doet. Barse en Smytegelt verdienen beiden den lof, dat zij voortgearbeid hebben met onbezweken ijver, zoo lang hunne krachten dit toelieten. Van den Jesuit zou men bijna kunnen zeggen, wat een vaderlandsche dichter van eenen bekenden krijgsheld zong: Hij is op 't veld van eerin 't harrenas gestorven." Immers ondanks eene pijnelijke maagkwaal, hield hij met zijn werk, ook met het prediken aan; zijne smarten ontveinzende, trad hij soms driemalen op één' dag op, tot dat hem eensklaps de kracht ontzonk. Op den 6 October 1553 sprak hij tot de gemeente van Goa over de gelijkenis van den Heer, die van zijne dienstknechten-rekenschap vorderde. Plot seling gevoelde hijdat stem en krachten hem bega ven. Hij had nog den tijd om te zeggen, dat ook hij tot rekenschap geroepen werd door den grooten ko ning; dat hij zich aan de gebeden zijner hoorders aanbeval. Met het woord van afscheid op de lippen zeeg hij neder en moest van den predikstoel worden gedragen. Ijlings bood men hem hulpen toen hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 252