MARIA VAN REIGERSBERGEN. DOOR H. M. C. VAN OOSTERZEE. Gelijk ieder der beide vorige jaargangen met de afbeelding van eenen verdienstelijken Zeeuw is ver sierd, zoo ontvangen de lezers van dit jaarboekje ditmaal het gelaat en de handteekening van eene der vermaardste Vrouwen, die in Zeeland het levenslicht hebben aanschouwd. Wie kent haar niet bij name, de voortreffelijke gade van den wereldberoemden Hugo de Groot? Zelfs in den mond des volks leeft meer misschien dan eenig ander feit in de gansche vaderlandsche geschiedenis de herinnering van de schranderheid en het beleidwaarmee zijin spijt van „Geweld van wallen, dub bic gracht, Ontruste honden, wacht bij wacht, Beslagen poorten, ijzren hoornen, Geknars van slotwerk, breede stroomen den onvermurbren kastelen!," den barschen Prou- nink, wist te verkloeken en haren echtgenoot aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 259