314 MARIA VAN REIGERSBERGEN.
deelde in de kwellingen eener gevangenis, nog ver
zwaard door die onmensehelijke wreedheid, die zich
te ligter openbaardenaar mate men wist daardoor te
behagen aan de onregtvaardige vervolgers van eenen
grooten man.
Niet lang duurde der eehtgenooten verblijf te 's Gra-
venhage, daar de Groot, in 1613 aangesteld tot
pensionaris van Rotterdamzich met zijn huisgezin
in die stad vestigde. Weldra pakten zich daar zwarte
wolken van tegenspoed zamen boven het hoofd van
het aanzienlijk echtpaar. De Groot, wiens gematigde
denkwijze ten aanzien van de in hevigheid toenemende
staats- en kerkgeschillen bekend was, kwam deswegens
eerst in moeijelijkheidlater in de gevangenisen de
hofstadvroeger zijne woonplaats in een aanzienlijk
regterlijk ambt, bevatte nu zijne gestrenge gevangenis
waar hij zelfs voor gade en kroost ontoegankelijk werd
gehouden. Dat de Groot, na lange mishandeling
zonder dat men hem iets kon te laste leggen, eindelijk
werd veroordeeld tot levenslange gevangenis, met ver
beurdverklaring zijner goederen, is, helaas! uit de
vaderlandsche geschiedenis bekend. En hoe gaarne
wij de treurige bladzijden van 1619 uit 's lands historie
zouden wenschen te scheuren, - wij zouden dan
ook het aandoenlijk tafereel missen van het leven des
grooten mans,
"Waar Maas en Waal te zamen spoelt
En Gorkum rijst van ver
hoe hij daar met gade en kroost en getrouwe