330 VROEGERE BESTRATING kwam, schijnt het, niemand in den zin. Wie zou het geloovendat eerst in de XYIde eeuw onzer jaartelling zieh de eerste sporen daarvan in het wes telijk Europa voordoen? Nog was het niet het denk beeld der noodzakelijkheid, dat er de aanleiding toe gaf maar de vereering der heiligen. Het schijnt dat het eerste denkbeeld is ontsproten uit een bevel van Louise de Lorraine, die voor al de kruissen, heiligen- en Maria-beelden kaarsen deed ontsteken, Daaruit bleek het nut der straatverlichting al in zoo ver, dat er in 1534 bevel gegeven werd, dat al de inwoners van Parijsna 9 ure 's avonds licht voor hunne vensters zouden branden. Het denkbeeld, om voor de beelden, op de hoeken der straten geplaatst, kaarsjes te ontsteken, vond dadelijk grooten bijval in België. Te Antwerpen o. a., waar in de XY1> eeuw zoodanige straatbeelden in groot getal aanwezig waren en men er ten minste één op eiken hoek of kruisstraat vond, had elk beeld zijn lantaarn of lamp; doch het schijnsel was te onbeduidend om den naam van verlichting te verdienen. Wanneer de dief klok ge slagen had 14), was men wel verpligt om, 's avonds uitgaandeeenen lantaren met zich te nemenom den weg te vinden en zich voor ongelukken en voor de kwaaddoeners en nachtelijke rondzwervers te kunnen in acht nemen. Zoo was het overal. Ondanks vele trapsgewijze verbeteringen, was men zelfs te Parijs zeer gewoon, zich, naar mate van zijn fortuin, met fakkellicht of met een lantaarn naar huis te doen geleiden; ja nog onder de regering van Hendrik IV

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 281