ÏKANSCHE MIE.
243
van krachten voor het kleine einde, dat zij nog
hadden af te leggen, eer zij hunne vracht Linnen de
poort van Zeelands hoofdstad bragten. Die vracht
was ditmaal evenwel juist zoo heel zwaar niet, en
bestond, behalve den voerman, alleen uit eene vrouw,
in de kleedij der brabantsche en fransche burgervrou
wen van dien tijd, en in een vervaarlijk groot pak
dat zij in een voorschoot of zoo iets geknoopt, voor
zich op de bank had staan. Yan hare poging om
met den voerman in gesprek te komenhad zij reeds
na de eerste oogenblikken moeten afzien, .want deze
sprak geen woord fransch, en zij kon geene syllabe
voor hem verstaanbaar uitbrengen dan alleen: „versta
niet ollan!" waarmede zij zich dien dag, van Brugge
komende, reeds meermalen had moeten behelpen.
Toch was het haar gelukt, vervoer en voedsel te
vinden, ook ondanks de moeite die zij had met hare
geldspeciën, en meer nog met hare assignaten, die
niemand wilde ontvangen; want de tijd was nog niet
daar, dat men er zich een feest van zou maken, het
papierengeld van de fransche broeders tegen klinkende
munt in te wisselen. Maar eene schrandere vrouw,
en hoeveel te meer eene fransche! weet zich door
alles heen te redden, en zoo was onze reizigster na
eenen togt van eenige dagen, van Parijs te Middel
burg aangeland.
De kastelein van het veerhuis op het vlissingsche
wagenplein verstond bij geluk een paar woorden
fransch, ten minste genoeg om de vreemdelinge te
regt te helpen in een dier logementen voor schaar-