FBANSCHE MIE. 245 kendewaar zij de taal niet verstondwaar zij niet wisthoe of waarheen Maar de brave geestelijke, met hare omstandig heden bekend gemaakttrok zich harer aan. Hij be zorgde haar al aanstonds een voegzaam verblijf en wist het eerlang zoo ver te brengen, dat Marie in staat werd gesteld om een klein huisje te huren, zich van het allernoodigste te voorzien de Eranschen zijn sober en hebben weinig behoeften en eenen „water en vuur" handel te openen, die vrij wel opnam en dien ten gevolge na weinige maanden reeds werd uitgebreid met talckebossen, gekookte eijeren, knikkers, gebraden en ongebraden appelen, turf bij den tel, zwavelstokken, gemalen mosterd en eindelijk zelfs aardappelen bij het spint. Marie had de gunst harer buren niet zoo zeer te danken aan de deelneming die het wekte, dat zij zonder vriend of maag in een vreemd land was aan geland: er waren sommigen die kort en goed ver klaarden, dat het fransche wijf maar in haar land had moeten blijven. Maar zij had in hooge mate de verwonderlijke gave van haren landaard om vreemden in te nemen bekenden aan zich te verbinden, vrienden te winnen. Rijzig van gestalte en gansch niet on bevallig van gelaat, vriendelijk, voorkomend, stak zij gunstig af bij velen van haar bedrijf, die de klanten hielpen zonder een minzaam woordje. Vlug in hare bewegingen had zij iets dat aantrok wie in haar win keltje trad, en zoodra zij de landtaal een weinig had aangeleerd, hetgeen bij hare natuurlijke gevatheid niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 296