EUANSCHE MIE. 251 republiek Voortgeen praatjes en geen grappen meer Dit laatste was gerigt tot de vrouw, die handen wringend daar stond en daarop op de kniën viel genade smeelcende voor haren echtgenootwiens on schuld zij bezwoer. Het mogt niet baten naauwe- lijks vergunden de onmenschen haar, afscheid van haren echtvriend te nemen. „Een malsehe hals voor de bijlspotte er eene en zij voerden hun slagtoffer weg. Als verzonken bleef de vrouw eenige oogenblikken zitten. Het vreeselijke van het oogenblik, de onfeilbare zekerheid dat haar echtgenoot het leven zou verliezen onder de guillotinehaar echtgenootals in één punt des tijds van haar afgescheurd het verplette rende van het tooneel van zoo evenhad hare krachten verlamd en hare denkkracht verdoofd. Maar toen zij gedachten vond voor het ontzettende van haren toe stand, ging haar eene rilling door het gebeente, een weldadige tranenvloed gaf lucht aan hare smart, en toen zij na vijf dagen'angst en vrees vernam, dat de schoone C or day, die haar vaderland verlost had van het monster Mar at, op het schavot was ter dood gebragt, en met haar eenige anderen, verdacht van medepligtigheid, ofschoon het meisje tot het laatste oogenblik had volgehouden, geene medepligtigen te hebben, toen ontzonk de vrouw van den onge- lukkigen handschoenmaker hare laatste hoop. Maar te midden van haren rouw vergaderde zij al de vast heid van geest, die haar eigen was; zij zwoer eenen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 302