VAN DANSERIE. 263 tensy dat men in haer op onse vermaeninghe speure een merckeliok beroumet beloftenisse van sulx voor- taen te vermyden." Id. 29 junii 1612. Gemerckt wy t' onser leedwesen in vele bruvloften sien inbreecken soo lanx soo meer de danserie, soo van de bejaerden als van de jonge litmaeten der ghem. Christien wy metterdaet be vinden dat de onstichtelicke ghewoonte van dien niet wel en kan geremoveert ofte weerhouden werden door de bysondere vermaeninghe der dienaeren aen hen gedaen, soo ist met gliemeyne eenstemmigheyt der consistorie nootsaeckeliek gevondendat de die naeren des goddelicken woorts met den eersten wanneer het de inhout en beleyt des text sulxs mede brengt, opentlick het dansen met ernstigen christe- licken yver bestraffen sullen, mits met goede christe- licke fondamenten, toogende waerin de sonde van het dansen geleegen sy hoe groot deselve sy, en hoe ernste- licJc alle opregte christenen hetselve dansen, mitsgaders oock de oirsake van dien behooren te vermyden." Men ziet, dat de kerkenraad niet alleen het onderwerp maar ook het plan der waarschuwingsrede opgaf. Het „beleyt van den text" zal wel eene gemakkelijke aanleiding gegeven hebben, want het was in dien tijd met betrekking tot de predikatiën.- „komt het er niet bij te pas, ik breng het te pas."' Bij eene volgende golegenheid hoop ik nog meer van de aantee- keningen des heeren Bal Snijders mede te deelen, waartoe mij ditmaal plaats ontbreekt. Men zal dan zonderlinge staaltjes aantreffen van hetgeen de kerkenraden dier dagen rekenden tot hunne kennis neming en beslechting te behooren. V. 0.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 318