NASPROKKELING. 267 alsmede, dat zij den 18 januarij 1601 uitzeilden en 23 augustus op Sumatra aankwamen. Yoorts vindt men daar, fol. 480, nader vermeld, dat een der ge zanten, Abdul Zamat, den 9 augustus 1602 te Middelburg is overleden en daags daarna statelijk begraven. Zijne mede-afgezanten, Seri Mahomat en Merassan, benevens hunne dienaren, vergezel den, naar nederlandsche wijze in het zwart gekleed de begrafenis, bij welke ook tegenwoordig waren de staten van Zeeland, officieren en magistraten, gelijk mede de bewindhebbers en reeders der schepen. Het lijk werd op de indische manier in eene kist gelegd op de regterzijde; het zwaard des overledenen lag op het dekkleed der kist, die bijgezet werd zoo als van Meteren, ten onregte, gelijk wij zoo aan stonds zullen zien, zegt - op het oude kerkhof; terwijl het graf door bewindhebberen werd voorzien met eenen gedenksteenwaarop een latijnsch opschrift daar ook medegedeeld, geplaatst werd. Men vindt dit opschrift ook in den Navorsclier 1853, bl. 188, in het antwoord op eene vraag van Mr. J. H. de St., aid. 1852, bl. 213, gedaan naar de plaats van Zeeland, waar Luzac, Holl. Rij/cd., dl. I, bl. 248, en de Gesch. d. O. I. Comp., dl. T, bl. 58, hem hadden gezegd, dat Abdul (of Abdal) Zamet gestorven en begraven was. Van den heer J. H. van Dale ontving ik voor de namen der kapiteins („commisen" noemt hen van Meteren) verwijzing naarP. W e e d aTogten en Ontdekkingen der Nederlanders, bl. 49. Men ziet, hoe diep het

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 322