268 KASPBOKKELING. slaapje was waarin mijn Homerus was weggezonken! Nu hij intusselien zijne oogen een weinig heeft uitgewreven, kan ik hier uit de eerst aangehaalde plaats in den Navorscher nog bijvoegen de inlichting van Jhr. C. A. Rethaan Macaré, die van Mete- ren's aanteekening, ten aanzien der plaats van het graf verbetert door opgave, dat het niet was op het kerkhof, maar in de oude of St. Pieterskerk zelve in de nabijheid van den toren, doch voegt hij er bij, dat die zerk" later schijnt te zijn weggenomenalthans dat er geene melding van wordt gemaakt in twee onder hem berustende aanteekeningen der in 1798 in de genoemde kerk aanwezige grafzerken, gelijk dan ook Jhr. Macaré haar niet heeft gevonden tijdens zijne opneming vóór de gebeele slooping van het gebouw, welke in 1831 heeft plaats gehad. Eindelijk zij nog gemeld, dat in de Geschiedenissen van E. van Vervou, door het Provinciaal Eriesch Genootschap in 1841 uitgegeven, bl. 136, wordt vermeld, dat de in leven gebleven gezanten, den 27 Augustus 1602, in het leger bij prins Mau- rits zijn aangekomen, alsmede welke geschenken zij bij zich hadden, hoe zij waren gekleed, enz. 11e Navorscher neemt dat berigt ter aang. pl. over. Ik verwijs op zijn voetspoor nog naar Mr. J. Meer man, Aanm. op de GrootVer gel. der Gemeeneh. dl. I, bl. 166, en bovendien naar Dr. E. B. Swaluë, Daden der Zeeuwen, bl. 236239. En hiermede neem ik afscheid van de Commisen" in kwestie en van den te Middelburg gestorven

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 323