22
DE OORSPRONG EN OPKOMST
wij vinden deze in de 13de met name terug. Zij zijn
dus niet verloren gegaanen wij kunnenuit hetgeen
er toen was besluiten opmaken omtrent hetgeen er
in de 12de eeuw was geweest. Wij vinden ze, als
appendentien van het vrije (of smalle vrije), ja, wel
onder het beheer van edelen, aan wien ze als domein
in leen waren gegeven, maar toch altijd voor een ge
deelte ook aan schepenen van den vrije onderworpen.
Wat ten zuiden der Sincfal (of het Gat van Lapschuur)
lag, Middelburg e. a., was aan de van Aerdrykes
opgedragen. Het ten noorden gelegene de MuerMor
of Moer van Aardenburg aan het geslacht dat zich reeds
in de 13de eeuw als de Moor vernoemde en, in
dien hoek, een paar eeuwen lang in bloei en aanzien
was. Dit laatste vormde een afzonderlijk gebied en
bezat eene bijzondere schepenbank schepenen van den
Moere van Ardenborch of ook wel de Moere ten Ho-
vede" geheetendie in het regterlijke aan' Aardenburg
onderworpen warenen in twijfelachtige gevallen bij
de Aardenburgsche schepenen voorlichting mogten vra
gen. Zóó was dit reeds in het midden der 13d« eeuw
In het midden der 12d" zag het er ongetwijfeld
meer woest en verlaten uit. Reeds boven is opge
merkt dat de zaamgezworenen in grooten getale waren
uitgeweken. Dit bragt in sommige streken eene bijna
geheele ontvolking te weeg. De vroegere bezittingen
b. v. van van Reningen in het smalle vrije van
Aeurnekomen nog in 1161 voorjawel als 's graven
eigendom, doch als genoegzaam nog geheel van op-
wonenden verstoken. Zij werden evenwel toen weêr