DEB. STAD SLUIS. 23 tot eene parochie verheven. Had nu dit plaats op het goed van den neef en medestander van den vor- stenmoorder? wij kunnen weinig beters verwachten op de bezittingen van diens vader, omtrent wien de Aardenburgers in 1126 reeds geëiseht en verkregen hadden: dat hij en zijn geslacht voor altijd vervallen zou worden verklaard van het regt om in Vlaanderen eenig eigendom erfelijk te bezitten." Wij vinden dan ook in die eeuw een gedeelte van het Aardenburger ambt in verachterden toestanddie weder ten gevolge haddat ook de zeeweringen minder goed onderhou den werden, dan welligt anders het geval zou zijn geweest. Hoe dit moge zijn, ten jare 1180 of 1181, werd het Aardenburger ambt door eene vreesselijke overstrooming zoo geteisterddat het land tot boven Brugge door het zeewater overstelpt werd, en de Vlamingen alleen niet bij magte waren het land te herwinnen! De graaf riep deswege den bijstand in van graaf Flor is van Holland, die hem uit Hol land Zeeland en Vrieslandeen duizendtal wakkere dijkwerkers" zondmet wier hulp dan ook dit werk gelukkig volbragt werd. De Meyer zegt, dat zij earum rerum longe peritissimihet land beverschten ab Dammis ad Slusam usqueLamminsvliet tune dictam." Douza dat zij de zee uitdreven tot daar Sluis thans ligt"; a Leidisdat graaf Bilips, de geschiktheid dezer mannen ziendeaan allendie tusschen Damme en Aardenburg grond op de zee mogten willen winnendien grond met eenige vrijhe den ten eeuwigen dage in eigendom afstond."

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 72