26 DE OORSPRONG EN OPKOMST DER STAD SLUIS. aangeduid Onder deze komt voor: encore un scor a le moenkerede 1. Moerkereke) entre deux have- nes, waarmee men nog al wat vrij heeft omgespron gen. Kluit zeif wijst de variant aan, doch zonder ze te verklaren, hoewel ze zich uit het volgende laat ophelderen. Het duidt eenvoudig het schorre aan, ten noorden van Bewestereedepolderals het schor bij de Moerkerk tusschen de twee havenswaarop later Havekenswerve ongeveer de Krabbekreek ver rees en ook het kasteel van Sluis werd opgetrokken. Dat hierdoor de magt van Lamminsvliet werd ver meerderd, lijdt geen twijfel. Dat zijn rang, zoo er in Mei 1293 al geene verhooging plaats greep, nogtans toen gehandhaafd en bevestigd werd door 's graven vader Guy van Vlaanderenis natuurlijkdat de jeug dige en zich pas ontwikkelende stad ook al spoedig aanstoot leed en door Jan van Ttenesse in 1295 zonder grooten tegenstand te vindenvoor een gedeelte in de asch werd gelegdkan geene bevreemding baren en ook niet dat het verschil van gezag, ten oosten en westen van den scbeiddijk, gedurige aanleiding gaf tot twist, gekijf en gewelddadigheid, aan welke eindelijk door de beschikkingen der graven, in 1389 en 1390, een eind moest worden gemaakt. Doch hiermede willen wij ons thans met inlatentevreden als wij zijn met alzoo eene afdoende oplossing van alle, vroeger duis tere, voorstellingen ten dezen te hebben medegedeeld. Vg. orer dit charter de fraaije en veel omrattende monographie van den heer H. Q. Janssen, St. Anna ter Muidm sedert het ent- staan enz., blz. 220 en 221.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1854 | | pagina 75