28
AANTEEKENINGEN.
wij meenen te hervinden in de Eede, die bij Maldegem, in
Maldegemmer veldte midden van eene zandvlakteuit een
heuvel van leemaarde ontspringt, en oudtijds bij Aarden- of
Rodanburg ook de waterloopen van Eecloo opnam.
2) Bona Lamberti. Bij een onderwerp als het hier
behandelde is het eene dwaasheid, bladzijden met aanhalingen
te vullen, die voor den wetenschappelijken beoefenaar der ge
schiedenis niet noodig zijn, en voor de gewone lezers van
jaarboekjes slechts hinderlijk geacht kunnen worden. Ik moet
dus verlangen, dat men mij op mijn woord zal gelooven, wan
neer ik verzekerdat ik hier enkel de slotsommen van een
streng historisch onderzoek heb medegedeeld. Evenwel, ook
zeer wetenschappelijke mannen zullen welligt eenig bewijs ver
langen voor hetgeen gezegd wordt omtrent deze Bona Lam-
berti de Reddenburg. Ik verwijze dezen deswege naar
de voortreffelijke Hist, de la Flandrepar St. Warnhónigtra-
duite par A. H. Gheldolftorn I, pag. 182; II, pag. 437,
455; IYpag. 173, 199 en elders, waardoor zij wel verder
op den weg zullen worden gebragt.
3) Is deze voorstelling waardan kunnen wij aan dezen
heer Lambert geen vooruitzienden blik ontkennen. Dat de
havenplaats, als zoodanige, voortreffelijk gekozen was, heeft
een verloop van zes eeuwen genoegzaam bewezen. En vóór
dat de vaart naar Slependamme was gegravenbeheerschte die
sluis aan de monding der Lamminsvliet ook nog de achterlig
gende polders en landentot bij Eecloo en Lembeke. Na 1386
diende zij meest om de stadsgraftendoor de valdeuren, in den
Dulvetoren te ontlasten of vol te zetten, van welk laatste de
Bewestereedepolder wel eens duchtige schade had, wat wederom
aanleiding tot klagten gaf, tot dat in 1576, bij de Westpoort,
nog een tweede sluis voor Bewestereede afzonderlijk werd aan
gelegd.