OP Z ANDENBURG. 67
echter te groot een minnaar van praalvertooning,
dan dat eene gelegenheid te meer om den luister
van zijn geslacht ten toon te spreiden hem niet wel
kom zou geweest zijn, te volmaakt een hoveling, dan
dat hij in den zwager des keizers den afvallige van
de kerk en den vorst, die de ingezetenen van Veere
meer dan eens benadeeld had, niet over het hoofd
zou gezien hebben, te ervaren een regent eindelijk,
dan dat het plan hem niet zou hebben toegelagclien
om door eene hoffelijke bejegening van den aanzien
lijken balling eenig gunstbewijs ten behoeve zijner
onderzaten uit te lokken. En de stedelingen
verreweg de meesten waren bereid om overeen
komstig de begeerte van hunnen heer den vreemde
ling met zijnen stoet gastvrij te ontvangen. Alleen
de visschers morden, gedachtig aan de vijandschap,
die zij van de Denen ondervonden hadden, als zij de
haven verlieten om voor zich en de hunnen levens
onderhoud te zoeken op den breeden waterplas.
Wij hopen, dat onze lezers het ons nietten kwade
zullen duiden, indien wij ons onthouden van de op
gave der verschillende feestelijkheden, die er bij de