OP ZANDENBURG
91
anders dan ons eigen vaartuig acht gaven. Een paar
uren later en in onze nabijheid vertoonde zich plot
seling het schip weder, dat nu bleek een Deensche
kruiser te wezen. Hij eischte, dat wij ons zouden
overgeven, en daar iedere poging tot ontkomen en
alle tegenstand ons nutteloos voorkwam, schikten
wij ons in ons lot en ontvingen eene Deensche wacht
aan boord, het dubbel onzer manschappen uitma
kende. Wij dachten echter aan niets minder dan
ons naar het land der Denen te doen slepen. Een
woord of wat, eer wij ons overgaven, was genoeg
geweest om ons te doen besluiten tot eene onderne
ming die, zoo als ge hooren zult, met Gods hulp
gelukkig slaagde. De zee werd hoe langer hoe on
stuimiger. Dat was ons hoogst welkom. Niet alleen
had het ten gevolge, dat wij den kruiser uit het oog
verloren, maar tevens dat men diegenen van ons,
die men veiligheidshalve had geboeid, ontboeijen
moest, wilde men niet de prooi van de woedende
golven worden. En toen we nu allen ons vrij bewe
gen konden, toefden we geen oogenblik. Om roer
noch zeil bekreunden we ons langer. Als razenden