98 EEN KONINKLIJK BEZOEK Maar F Mijn reddermogt hij beloond worden voor zijne odele daad Het is de wensch van mijnen gemaal zoo wel als de uwe. ïndien wij slechts het middel weten om aan dien wensch gevolg te geven. Misschien kunt gij het ons aanwijzen P Mag ik openhartig spreken, doorluchtige vrouw? Gij ziet dit meisje, de vriendin van mijne vrouw haar de zijne te noemen, ziedaar zijnen vurigen wensch en den haren ook, indien maar niet de vader zich verzette. Ik ga er mijnen gemaal van verwittigen en ik twijfel er niet aan of hij zal alles doen wat hij vermag om aan uwen redder het bewijs te geven, dat koning chkistiaan edele daden niet gering schat. God bewake u en voere u weldra tot ons terug Zij verwijderde zich. Hoog klopte het hart van Elisabeth, toen zij in den vroegen morgen door het venster, dat op het slotplein het uitzigt had, eenen bediende Zanden- burg zag verlaten en na eenig tijdsverloop met haren

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 148