120 HET HEIMELIJK SCHOOLVERZUIM. voort. Misschien is het daarginds beter. Doch neen, hoe verder hij gaat, hoe eenzamer hij zich voelt; hoe later het wordt, des te banger wordt het hem van binnen. Angstig ziet hij gedurig achter, rondom zich. De bloempjes bloeijen voor zijne voeten; maar hij vertrapt ze, zonder er acht op te slaan. De kudden dartelen om hem heênmaar 't is of ze hem bespotten. De vogels zingen met de schoonste accoor- den; maar hij hoort het niet, of 't is hem een wan klank. De blaauw- en zwartgekleurde braambezieën bieden hem haar zoet; maar hij durft naauwelijks ophouden, om er ééne te plukken. Hij dwaalt, hij loopt, hij vlugt al verder en verder. Onrustig, als 't gejaagde hert, kan hij 't op ééne plaats niet uit houden. Overal waant hij zich bespiedin ieder geritsel hoort hij den voetstap eens vervolgersen waar zijn oog op wij den afstand een' menscli ontdekt, daar slaat hij een' bijpad in en ijlt langs de sluipwe gen. Hij voelt zich van God en mensehen verlaten, en toch, hij jaagt naar de diepste eenzaamheid. Zóó worstelt hij de bange uren door. O, mogt hij ze nu maar in die verachte, maar toch zóó rustige en goede

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 170