OMTRENT HET HUWELIJK. 145
Uit de Acta synodalia of gearresteerde kerckver-
ordeningen (uitgegeven in 1755), blijkt voorts dat
ook in de synode van 1620 dezelfde zaken ernstig
werden verhandeld. Daaruit zie ik onder anderen
op nieuw, hoeveel prijs men er op stelde dat niet
anders dan gedoopten zouden huwen. Men stond
daarop niet het minst om den afkeer, dien men van de
zoogenaamde wederdoopers of doopsgezinden had.
Maar wij mogen toch vertrouwen, dat ook in dezen
de christelijke zin der synodale leden werkzaam was,
die den grond van een christelijk huwelijk in trouw
aan christelijke verpligtingen stelde. In de „Grava
mina der vier dassen van Zeelandt om in de Synodo
Provinciali Zeelandise verhandelt te worden," in den
jare 1619, wordt als noodig aangegeven om van de
staten ordre te verzoeken op het trouwen van on
gedoopte personen, dewijl sommige kercken niet
weinig daermede werden geclemt." Men scheen dus
van de staten nog geen verbod verkregen te hebben,
maar was in 1620 liberaal genoeg, om ze toch niet
geheel te weigeren die ongedoopt ten huwelijk kwa
men. Want, in een door de staten goedgekeurd ar-
10