alles vergeefsch. >169 slissing zal aanbrengen. Zoo ietswatPkonzij zelve niet zeggenhoopte vrouw cornelia eiken morgen, en eiken avond legde zij zich ter ruste met bekom mering, welk einde die, haar dien dag alweder dui delijker geworden liefde toch nemen mogt. Zoo veel ontwaarde zij met vrouwelijke en moederlijke schran derheid, dat zoo de jonge lieden elkaêr beminden, de bekentenis dier liefde nog niet onder woorden was gebragt. Eindelijk kon het, meende zij, alzoo niet langer en zij besloot, zoo voorzigtig mogelijk haren echt genoot deelgenoot te maken van haar vermoeden, schoon besloten hem niet geheel te laten lezen in hetgeen voor haar zelve tot ontwijfelbare zekerheid gestegen was. Toen zij een gunstig oogenblik geko men meende, gaf zij als van verre iets van 't geen haar gansche ziel vervulde, aan heer arent te ken nen. Deze wierp het vermoeden gansch weg als vrouwelijke dwaasheid, onmogelijk t achtende, dat de jongman, die des daags in zijn studiën verdiept was en bij avond slechts koutte en dronk en speelde en zong, een liefdehandel in't oog zou hebben met

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 221