218 TWEE ZEEUWSCIIE RECTOREN deftig gezigt regeerde 2); Zeeland durfde zijne zonen niet aan ,,'t balsturig element" vertrouwen, en de eenmaal zoo bloeijende school werd alleen door de „heeren-zoons" en „stads-kinderen" bezocht. De las ter gaf hier parduyn de schuld van„hij was de on dergang van het Dortsch Atheendoor zijn beleid was het Lyceum schier verdwenen;" "Maar zijn gemoed dat stond nog vaster als een klip, "En zeilde door den stroom als een bevaren schip, "Dat in een harde bui niet ligt zal bersten, kreuken." Zijn spreuk was «Die overal kwaad hoort en niet te min wel doet, «Die voert in zijnen geest een koninglijk gemoed." De uren zijner uitspanning wijdde hij deels aan de beoefening der Ouden en aan de dichtkunst. Zoo wij zijne tijdgenooten mogen gelooven was hij een goed dichter. Wij willen op dezen lof, schoon de proeven die wij van zijn talent bezitten zeer schaarsch en weinig beteekenend zijn 3), niets afdingen, want niet alleen de Dii minores, gelijk van nispen, MiCHAë-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 274