in 1587 259 ting van zijne orders voor de helft der maatregelen, die volgen moesten, terwijl hij zelfde wederhelft zij ner verantwoording hield. Hij handelde dien over eenkomstig, en trok op van Ostende; doch de scheeps- magt bleef achterlijk en deed niet wat van haar verwacht had mogen wordenBij Blankenberg tegen vermoeden opgehouden,ontwaarde leycestek tevens de werkeloosheid der vloot, zonder met de oorzaken er van bekend te zijn, en verkreeg alzoo aanleiding tot het duchten van eenig onbekend ge vaar. Evenwel bood hij den vijand nog den kans aan tot een' gevegt, dat evenwel door dezen beter ingelichten voor den oogenblik geweigerd werd en wat er overigens te zijnen laste moge beweerd worden, wij hebben redenen om vast te stellen, dat hij Blankenberg niet verliet, alvorens van de over gave van Sluis kondschap te hebben ontvangen, zoo dat er geene aanleiding is om metOTTO von cokvin- wiersbitzky, (wiens verhaal van dit beleg geheel van de waarheid afwijkt) te denken aan een' lafhar tig op Ostende terug trekken, zoodra hem de tijding van parma's oprukken tot ontzet van Blankenberg

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 315