I JAN CAREL PILAAR. 273 verlangen te kennen gaf, om bij de marine in dienst te treden, gaven zijne ouders dien wensch gehoor, en zoo werd de grondslag gelegd tot zijn volgend nuttig werkzaam leven. Toen het plan eenmaal gevormd was, werdhet ten uitvoer brengen daarvan niet langer vertraagd; zoo dat hij reeds op den 22s,en Augustus 1814 tot stuur mansleerling benoemd zijnde, in dien rang aan boord van het linieschip Zeelandonder bevel van den ka pitein ter zee de man, geplaatst werd. Deze eerste plaatsing was den jeugdigen zeeman gunstig. Voor eerst was het zijn aan boord van een groot oorlog schip, onder de strenge krijgstucht die daar heersch- te, zeer geschikt, om op het jeugdig gemoed een indruk te maken, die blijvende zou zijn, en al dade lijk zou leeren, in die eigenaardige, als op zich zelf- staande wereld te leven, hetgeen op later leeftijd zoo bezwaarlijk geleerd en begrepen wordt. Zij toch, die met het leven aan boord bekend zijn, zullen ons gaarne toestemmen, dat het geene gemakkelijke zaak is, binnen een zoo klein bestek, waar zoo vele ver schillende elementen zaamgebragt zijn, die elkander 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 329