JAN CABEL PILAAB. zaak van welwillendheid en gunst geworden; en zoo men hem al te eeniger tijd eenhoogeren rang mogt toekennen, sloot dat geenszins in,eene daaraan even redige vermeerdering van inkomen, en later van pensioen. Was het billijk gehandeld den man, wiens verdiensten men erkende, en daarvan de overtui gende bewijzen gaf, juist door hem in den genoem den maatregel te begrijpen, zijne vooruitzigten voor de toekomst te ontnemen, zonder daarvoor andere, ja betere zelfs, in de plaats te stellen Dat een ieder voor zichzelf daaromtrent oordeele en beslisse. Pilaab gevoelde diep het onregt hem aange daan; het was hem een scherpen doorn in het vleesch, die nimmer ophield te steken; eene grieve die hij nooit vergeten kon. Zoodra hem hetgenomen besluit dat met den 1"" April daaraanvolgende van kracht zou zijn bekend was geworden, leverde hij een ver zoekschrift in, ten einde zoo mogelijk de uitvoe ring daarvan met betrekking tot zijn persoon te voorkomenhij beriep zich daarin op de hem vroe ger gedane toezegging, van behoud van rang in het vaste corps zee-officieren. Het antwoord, dat hij den

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 340