JAN CAREL PILAAR. 305 dat opzigt zijne eigene zienswijze, en daarom oor deelden wij het minder gepast, eene uitspraak te doen, die niets meer dan onze meening zou doen kennen. Wij vleijen ons, aan het einde onzer moeijelijke taak gekomen, in de wijze waarop wij haar volbragt hebben, geslaagd te zullen zijn, en iets te hebben ge leverd datniet geheel onwaardig zal geacht worden, den man die tot het wetenschappelijk beoefenen der zeevaartkunde in ons land, waarlijk veel heeft toe gedaan, en waarom wij wenschen dat dit geschrift strekken moge om bij te dragen, tot het levendig hou den bij velen, van de herinnering zijner verdiensten. Wij doen ten slotte, zoo als vroeger reeds gezegd is, hieronder de aanspraak volgen, door den toen- maligen kommandant van het Koninklijk Instituut voor de marine crombet, den 2 8sten October 1849, bij het graf van pilaar uitgesproken „Een treurige pligt brengt ons weder hier te zamen „De hand des doods heeft een der aanzienlijkste leden dezer inrigting getroffen, die het vierde van eene eeuw (de helft van zijnen kortstondigen levens- 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 361