Dwergsterns in het Veerse Meer
Is watersport gevaarlijk P En sportvissen P
Een van de verrassende en daardoor aan
trekkelijke aspecten van het Veerse meer
is zijn grillige vorm.
Waar je ook loopt, langs de dijken, of
vaart met de boot. steeds ben je weer
verrast door het feit dat de witte silo
van Kortgene of de grote kerk van Veere.
om maar enkele markante bouwwerken aan
de oevers van het Veerse meer te noemen,
zich bijvoorbeeld links van je bevinden,
terwijl je verwachtte dat ze nog rechts-achter
je te zien waren.
Deze grilligheid, die uit de natuurlijke
ontstaansgeschiedenis te verklaren is. wordt
vooral veroorzaakt door de kale zandplaat
die als een scherpe punt uit de Noord-Beve-
landse oever naar het Zilveren Schor lijkt
te prikken. Het zuidelijke deel van dit. voor
malige buitendijkse gebied wordt als na-
tuurresrevaat beheerd door de stichting
..Natuurmonument De Beer".
Wie er langs komt zal wellicht verwon
derd zijn. dat dit kale. landschappelijk onaan
trekkelijke gebied de naam reservaat draagt.
Het noordelijk deel, ook nog buiten de oor
spronkelijke zeedijk gelegen, is door het
Staatsbosbeheer beplant met bomen. Het is
de bedoeling dat hier in de toekomst een
aantrekkelijk recreatiegebied komt, mede
dank zij de brede, met water gevulde geu
len die hier nog aanwezig zijn en zo bij
dragen aan de verfraaïng van het landschap.
Zuidelijk van dit bos ligt de kale punt
van de Goudplaat. Kort na de afsluiting
van het Veerse Gat voltrok zich op deze
platen een verandering. Het wegblijven van
het zeewater op die gedeelten, die voor die
tijd bij vloed regelmatig overspoeld werden,
had tot gevolg dat het zand van deze
..blik", zoals deze zandplaten in Zeeland
genoemd worden, uitdroogde. Door de regel
matig heersende wind kwam dat zand in
beweging en in de jaren 1961 en 1962
werden de „blikken" ontdaan van hun bo
venste, soms wel twintig cm dikke laag
zand,
Hierdoor kwam een schelprijke laag aan
de oppervlakte, die verder wegstuiven ver
hinderde. Zo werd een zekere stabiliteit ni
het terrein bereikt, die echter van korte
duur zou zijn. Immers, ook hier is de kans
niet gering dat de plantengroei zich snel
via een aantal stadia ontwikkelen zal tot
een sterk verruigde vegetatie met maar
weinig open gedeelten.
De tegenwoordige toestand, een kale
plaat, met hier en daar wat mossoorten,
wat gras, een enkele andere plantensoort
en verder schelpen blijkt gedurende het voor
jaar voor een aantal vogelsoorten een ideale
broedplaats te zijn,
Het is overigens al lang bekend bij de
biologen, dat dergelijke kale gebieden voor
een groot aantal vogelsoorten zeer aantrek
kelijk zijn.
Uitgestrekte, kale. schelprijke en zandige
gebieden komen echter niet veel meer voor
in Nederland. Vele terreinen die oorspron
kelijk dit karakter bezaten zijn als gevolg
van cultuurtechnische en waterstaatkundige
werken veranderd, omdat een aantal fak-
toren die dergelijke gebieden in stand hiel
den verdwenen zijn. Vooral in het Delta
gebied zijn deze gebieden zeldzaam gewor
den, waardoor de broedvogels die dit type
terrein preferen praktisch verdwenen zijn.
Zo is bijvoorbeeld van het vermaarde
natuurgebied „De Beer" aan de westzijde
van het eiland Rozenburg bijna niets meer
over, als gevolg van de uitbreiding van het
Rotterdamse havencomplex naar het westen.
In dit natuurreservaat waren zulke uitge
strekte, schelprijke en zandige vlakten, die
direkt onder invloed van de getijdebewe
gingen stonden, aanwezig. En het is juist
die laatste „milieufaktor" die de beperkt
heid van de begroeïng handhaaft, waardoor
daar gedurende tientallen jaren vogels heb
ben kunnen broeden, die deze „biotoop"
prefereren.
Eén van deze vogels is de Dwergstern.
Dit kleine meeuwtje is een heel bijzonder
type onder de familieleden van de meeuwen.
Sterns zijn slanker en hebben smallere
vleugels dan meeuwen. Ook een typisch
kenmerk van de Sterns is de gevorkte
staart en de meestal aanwezige zwarte
kopkap die als een soort „alpinopet" over de
kop ligt.
Een andere sternsoort, die ook in het
Veerse meer broedt en daar regelmatig te
zien is. is het visdiefje. Deze is algemener
dan de Dwergstern.
Diegenen onder de bezoekers van het
Veerse meer die de Dwergsterns en de Vis-
diefjes uit elkaar willen houden moeten eerst
maar eens proberen de Sterns tussen alle
andere, zeer talrijke meeuwen te onder
scheiden door op de gevorkte staart en het
..alpinopetje" te letten en dan de Dwergstern
en het Visdiefje van elkaar te onderscheiden.
Zonder kijker za! dat niet meevallen. Het
is duidelijk dat de Dwergstern niet voor
niets zo heet. Verder is er een heel typerend
verschil tussen Visdiefje en Dwergstern. De
kopkap, het „alpinopetje" dus, bedekt bij
het Visdiefje ook het voorhoofd. Bij de
Dwergstern is het voorhoofd wit in een min
of meer driehoekige vorm. Wanneer u bo
vendien nog bij laatstgenoemde een gele
snavel met een zwarte punt waarneemt,
dan hebt u wel een heel bijzondere vogel
in het beeld van uw kijker, die in de Neder
landse avifauna steeds zeldzamer wordt.
Want door de bovengenoemde werkzaam
heden verdwijnen steeds meer geschikte
In onze waterrijke provincie Zeeland zijn
van september tot april 8 mensen verdronken.
Niet in het watersportseizoen dus, maar in
een tijd die wij wel als winter kunnen be
stempelen. Al deze slachtoffers hadden de
Belgische nationaliteit. Heeft deze reeks van
tragische gebeurtenissen ons iets te zeggen.
Wij willen de feiten nog eens releveren en
daaraan ons commentaar vastknopen.
Medio september 1968 verdronk op het
Veerse meer een sportvisser. Deze zat met
een collega op de boorden van een rubber
boot. Een van de mannen verloor na het
passeren van een binnenvaartuig zijn even
wicht, viel overboord, waarna de ander door
de geringe stabiliteit van de rubberboot
ook overboord ging.
In november 1968 zijn drie sportvissers
verdronken, toen zij met een in zeer slechte
staat verkerende houten bootje vanuit het
haventje Rattekaai in Rilland-Bath vertrok
ken om te gaan vissen. Men heeft vermoede
lijk na het verslechteren van het weer te
lang gewacht met terugvaren en het bootje is
door de zeegang volgelopen.
Medio december verdronk op de Ooster-
schelde een sportvisser, die met een andere
man in een plastic bootje van 3 meter lang,
1.10 meter breed en 45 centimeter hoog,
het water opvoer. Het bootje had geen
luchtkasten. Bij het „verkassen naar een
andere stek", gleed een van de mannen bij
het ophalen van het anker uit en viel over
boord. Het bootje kapseisde en ook de an
dere man kwam in het water terecht.
En aan het eind van deze reeks gebeurde
er op het Veerse meer een verschrikkelijk
ongeluk. Op 30 maart verdronken bij het
zeilen drie jonge mensen.
Een gezelligheidsvereniging uit België,
bestaande uit 45 personen kwam naar het
Veerse meer om daar te gaan zeilen met
broedgebieden voor dit kieskeurige vogeltje
in Nederland.
Het resultaat is op dit moment dat op de
Goudplaat één van de grootste kolonies
van Dwergsterns in ons land ligt. met ruim
twintig nestjes. Andere, waarschijnlijk zelfs
kleinere kolonies bevinden zich nog op
Rottumerplaat, één van de oostelijkste ei
landen van de Nederlandse Waddenzee en
in de Makkumerwaard. (Mondelinge mede
deling van de ornitholoog dr. G. A. Brouwer).
De kolonie op de Goudplaat wordt be
dreigd door de verandering van de vegetatie.
Want de verruiging van de plantengroei is
moeilijk tegen te houden; alleen een zorg
vuldig beheer kan het terrein als broed-
biotoop voor de Dwergstern behouden.
Het getij, als beperkende faktor voor het
uitgroeien van de vegetatie is verdwenen.
Deze factor moet nu vervangen worden door
het ingrijpen van de mens. En de enige twee
mogelijkheden die hem op dit moment daar
voor ten dienste staan zijn: beweiding met
bijvoorbeeld schapen en uittrekken van op
slag vormende planten als kruipwilg, duin
doorn. riet en wilgenroosje.
Een ander belangrijk punt is het voedsel.
De Dwergstern voedt zich met kleine vissen,
kreeftachtige dieren en in zee levende wor
men. Maar waar moet hij dat vandaan
halen bij de steeds toenemende verontreini
ging van het water? Niet alleen de natuur
bescherming maar wij allemaal kunnen er
voor zorgen dat het water zo weinig mogelijk
vervuilt. Op deze manier geven wij blijk van
onze verantwoording ten opzichte van de
dieren.
Misschien zal het dan in de toekomst
mogelijk blijken te zijn, voor een zeldzame
vogelsoort met een zeer specifiek broed-
terrein, een plaats in het zo attractierijke
Veerse meer te behouden.
J. G. Sennef. bioloog.
12 16m- boten van de bekende botenver
huurder Leo van Belzen. Van Belzen kende
een aantal personen uit de groep als klanten,
die min of meer regelmatig boten bij hem
huurden. Hij wist dat dit behoorlijke
zeilers waren en hij had er geen bedenking
tegen om aan de leider van de groep de
12 boten te verhuren. Hij kende deze man
als een ervaren zeiler en kon veronder
stellen dat de leider de verantwoordelijkheid
voor de groep voor zijn rekening nam.
Het was buiig weer met windkracht 3. On
danks protesten van de huurders hees Van
Belzen bij alle boten de stormfok en reefde
het grootzeil sterk. Er was geen verslech
tering van het weer voorspeld. Bij het uit
varen van de haven „De Oostwatering" kap
seisde reeds één van de boten. De inzittenden
konden met een nat pak aan de wal komen.
De bemanning van 4 boten trachtte tus
sen de zuidpunt van de Haringvreter en het
Aardbeieneiland door te varen maar raakte
aan de grond en sloeg om evenals nog
enkele andere boten, welke in de opkomende
buien met windstoten moeilijkheden kregen.
Hoewel er een reddingsaktie ondernomen
werd, waarbij verschillende mensen in vei
ligheid werden gebracht, en 's nachts de
bemanning van de op de Haringvreter ge
strande boten er werd afgehaald, wist nie
mand van de geredden precies hoe groot
hun groep was. Het gezelschap keerde 's
avonds naar België terug en kwam eerst de
volgende ochtend tot de ontdekking dat er
nog drie personen werden vermist.
Men is toen weer gaan zoeken en vond
bij de Middelplaten hun niet omgeslagen
boot, met losse schoten. Twee slachtoffers
konden worden geborgen. De derde is op
het ogenblik dat wij dit schrijven nog niet
gevonden.
23